Verdrag inzake de Volle Zee: een nieuw tijdperk voor de bescherming van oceanen 

Het Verdrag inzake de Volle Zee (High Seas Treaty) is op 19 september 2025 door Marokko als zestigste land geratificeerd. Dat betekent dat het verdrag op 17 januari 2026 in werking zal treden. Het verdrag wordt vanaf dan juridisch bindend voor alle landen die het hebben geratificeerd. Met dit verdrag kunnen we de biodiversiteit in de volle zee beter beschermen en schadelijke praktijken beperken. 

Header photo: A boat on the high sea © Dikuch / Getty Images Pro

Dit artikel is geschreven door onze vrijwilliger Dick Brus.

Daarmee is een belangrijke stap gezet in de bescherming van onze oceanen. De toekomst van de biodiversiteit in zee, kustgemeenschappen en voedselzekerheid wordt namelijk ernstig bedreigd door het gebrek aan bescherming van internationale wateren. Eigenlijk was het de ambitie en hoop dat de grens van 60 landen zou worden bereikt tijdens de Oceanenconferentie in Nice afgelopen juni, maar dat lukte toen niet. Nu is het eindelijk zover. Alle ogen zijn nu nog op de landen die nog niet hebben geratificeerd, zoals Nederland. 

Waarom dit verdrag?  

Dit historische oceaanverdrag – voluit het Biodiversity Beyond National Jurisdiction (BBNJ) verdrag – is een enorme stap vooruit in de bescherming van de oceanen. En dat is hard nodig. De oceaan verkeert in crisis – ecologisch, economisch en ethisch. Decennialang werd de oceaan gezien als vrij terrein voor exploitatie en hebben we allemaal de vruchten ervan geplukt. Het beschermen van onze oceanen moet dan ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid zijn. 

De volle zee omvat de internationale wateren buiten de exclusieve economische zones (meestal 200 zeemijl vanaf de kust), waar geen enkel land rechtsmacht heeft. En dat gebied beslaat bijna de helft van het aardoppervlak. Regels daarover kunnen alleen in internationaal verband worden overeengekomen. Het Verdrag inzake de Volle Zee bouwt voort op bestaande afspraken, zoals UNCLOS, MARPOL en visserijverdragen, maar vult de blinde vlekken aan die daarin nog bestonden. Zo kunnen landen met dit verdrag gebieden op volle zee als beschermd aanwijzen, waardoor kwetsbare ecosystemen beter worden beschermd tegen schadelijke activiteiten zoals diepzeemijnbouw en sleepnetvisserij. 

Hoofdlijnen van het verdrag 

In het verdrag zijn vier hoofdlijnen uitgewerkt die samen de biodiversiteit moeten beschermen en schadelijke praktijken tegengaan. Hieronder beschrijven we deze pijlers. 

1. Beschermde gebieden op volle zee 

De eerste pijler is het aanwijzen van beschermde gebieden op volle zee. Dit is in lijn met het Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework, dat in 2022 onder het Verdrag over Biologische Diversiteit (CBD) werd aangenomen. Dit verdrag bevat de “30×30-doelstelling”: uiterlijk in 2030 moet minimaal 30% van land en zee moet effectief beschermd en duurzaam beheerd worden. Het Verdrag inzake de Volle Zee schept het juridische kader waarin deze gebieden op volle zee kunnen worden aangewezen.  

Aanwijzing kan plaatsvinden op uiteenlopende ecologische gronden, zoals het beschermen van biodiversiteit en kwetsbare ecosystemen, het veiligstellen van migratieroutes van walvissen, of het herstel van visbestanden door visserij tijdelijk of permanent te sluiten.  

2. Verplichte milieueffectrapportages 

De tweede pijler is het verplichten van milieueffectrapportages. Landen worden verplicht om een milieueffectrapportage uit te voeren voordat ze activiteiten ondernemen die het mariene milieu kunnen schaden. Dan kan het bijvoorbeeld gaan over diepzeemijnbouw, grootschalige visserij, CO₂-opslagprojecten of nieuwe scheepvaartroutes. Zo wordt voorkomen dat er commerciële activiteiten plaatsvinden zonder enig inzicht in de mogelijke gevolgen voor het ecosysteem, en kunnen risico’s worden beperkt of voorkomen. 

Deze rapportages worden vervolgens voorgelegd aan de andere staten, wetenschappers en NGO’s – zoals IUCN – die hierop commentaar kunnen geven en aanbevelingen kunnen doen. De verdragspartijen beoordelen daarna of toestemming voor de voorgestelde activiteit wordt verleend. 

3. Gebruik van genetisch materiaal 

De derde pijler gaat over het gebruik van genetisch materiaal, zoals micro-organismen en plankton. Dit onderdeel geeft antwoord op: wie “bezit” deze hulpbronnen uit zee als ze uit gebieden komen die niet tot een land behoren? Onderzoekers en bedrijven moeten melden waar, wanneer en hoe ze dit materiaal verzamelen. Een wereldwijd mechanisme, een financieel fonds moet zorgen voor het delen van baten met alle landen. 

4. Technische en financiële ondersteuning 

De vierde hoofdlijn is het geven van technische en financiële ondersteuning aan landen met minder capaciteit. Dat moet de mondiale samenwerking versterken en ervoor zorgen dat wetenschappelijke resultaten voor iedereen beschikbaar komen.  

Nederland doet, nog, niet mee 

Ondertussen staat het aantal op 75. Nederland heeft het verdrag in 2023 ondertekend en daarmee aangegeven in principe achter de afspraken te staan en de intentie te hebben om, na juridische implementatie en toestemming van de Tweede Kamer, tot ratificatie over te gaan. Die stap is echter nog niet gezet. Daarmee bevindt Nederland zich in de categorie landen die het verdrag wel hebben ondertekend maar nog niet hebben geratificeerd. Voor zulke landen geldt dat zij de doelen van het verdrag niet actief mogen ondermijnen, maar zij zijn nog niet juridisch gebonden aan de verplichtingen. Dit heeft ook praktische gevolgen: zolang ratificatie uitblijft, kan Nederland niet meebeslissen over de besluiten die de verdragspartijen nemen over verdere bescherming van de oceanen. 

De volgende stap 

De inwerkingtreding van het verdrag markeert geen einde, maar juist het begin van de volgende fase. Het echte werk begint nu, wanneer lidstaten het verdrag omzetten in concrete, ambitieuze maatregelen. Hoe zij dat doen – en in hoeverre ook maatschappelijke betrokkenheid en publieke bewustwording worden meegenomen – zal bepalen of dit verdrag daadwerkelijk het verschil kan maken voor de toekomst van onze oceanen. 

Meer lezen over oceanen: 

Meer informatie? Neem contact op met:

Maartje Hilterman
Senior Expert Environmental Justice
Marianne de Beer
Communications Manager
Telefoon: 020 3018 261