De bonen van de sojaplant zijn een eiwitrijke voedingsbron, geschikt voor menselijke en dierlijke consumptie. Verreweg het grootste volume wordt gebruikt als veevoer. De olie uit de bonen wordt daarnaast gebruikt als plantaardige voedingsolie en biodiesel. Om aan de groeiende vraag naar soja te voldoen worden vooral in Zuid-Amerika grote stukken bos, graslanden en wetlands tot sojaplantages omgevormd (conversie). Het gevolg: grootschalig verlies aan biodiversiteit. IUCN NL zet haar expertise in om de waardeketen en winningsgebieden van soja te vergroenen – van de productie tot de handel en consumptie.

Dutch Soy Platform

Nederland is een grote importeur van veevoer op basis van soja. Ze gebruikt zelf een deel, maar voert het grootste deel door. IUCN NL is initiatiefnemer van het Nederlandse Sojaplatform (Dutch Soy Platform). Dit multi-stakeholderplatform van overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties zet zich in voor de transitie naar 100% verantwoorde, conversievrije soja in de Nederlandse waardeketen, ook buiten wat er op de schappen van onze eigen supermarkt ligt.

Samen naar 100% conversievrije soja

In het Dutch Soy Platform komen vertegenwoordigers van de Nederlandse overheid, de retailbranche, handelaren, de diervoedersector, de olie- en vetindustrie, de zuivelsector, duurzaamheidsinitiatieven en ngo’s samen om kennis uit te wisselen en een gezamenlijke strategie te bepalen. Doel van het platform is dat alle soja die in Nederland geconsumeerd, verhandeld en verwerkt wordt op verantwoorde wijze geproduceerd is, dus zonder dat dat ten koste gaat van bos of andere natuur. Ook wordt door IUCN NL en leden van het platform ingezet op conversievrije soja op de hele Europese markt en in soja-productiegebieden.

  • Hoe kunnen we ontbossingsvrije en duurzame soja bereiken in de wereldwijde sojamarkt?

    Veel consumenten en bedrijven die werken met soja vragen zich dit af. Deze vraag is echter niet eenvoudig te beantwoorden, omdat er voor dit complexe probleem simpelweg geen eenvoudige oplossing bestaat. IUCN NL werkt als natuurbeschermingsorganisatie samen met NGO’s, vakbonden, bedrijven en overheden om de sojasector te verduurzamen. Samenwerken is nodig omdat er geen simpele oplossing is waarbij de ene aanpak volledig werkt en de andere totaal niet. Er is een mix aan maatregelen nodig om ontbossingsvrije en duurzame soja te garanderen.

    Veel organisaties zien de EU-wetgeving tegen ontbossing als dé oplossing om bijvoorbeeld de sojawaardeketen ontbossingsvrij te maken. Wetgeving kan zeker helpen door ontbossingvrije import verplicht te maken. Maar door wetgeving te combineren met duurzaamheidsstandaarden zoals RTRS bereiken we veel meer in kortere tijd. Certificeringsstandaarden zijn geen wondermiddel, maar wél een belangrijk ingrediënt in een brede aanpak tegen ontbossing en misstanden in de keten.

    Standaarden lossen op zichzelf het ontbossingsprobleem niet op, maar hebben wel een belangrijke rol in combinatie met andere aanpakken. Robuuste standaarden kunnen:

    1. dienst doen als model voor het opstellen van criteria in wetgeving en bedrijfsbeleid, alsmede in monitoring en verificatiesystemen.
    2. Als hulpmiddel gebruikt worden bij het implementeren en monitoren van deze criteria. Ze kunnen data aanleveren en dienen als bewijs voor het produceren van ontbossings- en conversievrije productie.
    3. Zorgen voor een hogere prijs of andere voordelen voor de boer, zodat de boer beloond en gewaardeerd voor de inspanningen om te verduurzamen.

     

    Nu wordt wereldwijd veel te weinig gecertificeerde soja afgenomen om de hele markt ontbossingsvrij en verantwoord geproduceerd te maken. Dat is niet de fout van een relatief goede standaard zoals RTRS, want die kan de wereld niet in z’n eentje verbeteren. Wetgeving en aanvullende natuurbeschermingsmaatregelen op landschapsniveau zijn broodnodig om certificering zoals met RTRS juist van de vrijblijvendheid en kleinschaligheid te ontdoen. Het rechtstreeks steunen van ontbossingsvrije verantwoorde productie blijft namelijk essentieel, juist in risicolandschappen in Latijns-Amerika. Het belangrijkste blijft uiteindelijk: natuurbescherming en verantwoorde productie ter plekke, op welk bord het product ook eindigt: in Nederland, Denemarken of China.

    Het Collaborative Soy Initiative (CSI), een internationaal samenwerkingsverband voor conversievrije verantwoorde soja, heeft in samenwerking met Proforest een model ontwikkeld waarin de complementariteit van 6 aanpakken wordt weergegeven. De 6 aanpakken moeten gezamenlijk 9 doelstellingen bereiken. CSI ziet de volgende voordelen in de 6 aanpakken:

    (1) Robust certification standards can (a) serve as models for criteria to apply in government and company policies. Then, (b) they are tools to implement and monitor these criteria, serving as proof of responsible behavior as well as data providers on deforestation free and responsible production. Furthermore, (c) if with sufficient premium or other benefit, they can also serve as incentives for producers and traders to step on board the sustainability journey. They, however, have not gained sufficient scale and effect on conversion frontiers so far, and combination with other approaches can increase their effectiveness.

    A (2) biome-wide moratorium, such as in the Amazon, can help clearly put an end to soy-driven deforestation or conversion, especially if accompanied by a strong verification mechanism. Then, to avoid leakage to other landscapes and markets, a relatively new

    (3) clean supplier approach seeks to address all conversion by requiring suppliers to only source conversion-free wherever and for whatever destination. The three mentioned approaches may have best effect if combined with ambitious

    (4) landscape level/jurisdictional initiatives, reaching out to producers at all levels of sustainability, and adding additional landscape conservation or restoration measures.

    (5) Pre-competitive initiatives can then level the playing field and create volume and impact by having the same requirements and adding combined resources.

    The (6) Carbon Footprint Framework as such – with its current 20 year cut-off date – may not be a direct approach to attain sustainability, but carbon has a central role to play as a driver for companies to avoid conversion, and promote resource efficiency (including in protein diets) within planetary boundaries.

    On top of these 6, EU Regulation on Deforestation is meant to ensure legal compliance and helps to unravel supply chain complexity to ensure deforestation free production. While the responsibility for compliance remains with the traders, they also can make use of standard systems within their information and verification toolkit . If the EU rolls out additional landscape level partnerships with producer countries, it can also provide incentives to farmers and suppliers.

    Incentives for suppliers, both sticks (such as legal compliance) and carrots (such as financial incentives) are a current challenge, but crucial to making these combinations work.

    Voor de uitwerking kunt u kijken op de website van het Collaborative Soy Initiative

     

  • Hoe zit het met Nederlands veevoer en de FEFAC SSG?

    Uit de rapportages van de European Soy Monitor door IDH blijkt dat het Nederlandse verbruik van soja in veevoer de afgelopen jaren voor ongeveer 50-60% door RTRS-credits wordt gedekt. De Nederlandse veevoerindustrie geeft aan dat dit de Nederlandse consumptie van vlees, zuivel en eieren dekt. Er wordt in Nederland echter ook vlees, zuivel en eieren voor de export geproduceerd. Maar voor het deel van de Nederlandse productie dat voor export is bedoeld, dekken de RTRS-credits alleen de soja gebruikt door de zuivelindustrie.

    Dat betekent niet dat de overige productie door geen enkele standaard gedekt wordt. Geëxporteerd vlees wordt volledig gedekt door andere standaarden die FEFAC aanbeveelt. Die andere standaarden voldoen aan FEFAC-minimumcriteria, maar kunnen ook hogere eisen stellen. Ze zijn echter niet zo sterk als RTRS.

    IUCN NL verwacht van bedrijven in de Nederlandse sojaketens dat zij kiezen voor standaarden die ontbossingsvrije productie garanderen. Lees hier meer over op onze website.

     

  • Wat zijn de belangrijkste duurzaamheidsstandaarden voor soja?

    RTRS en ProTerra zijn nu de meest gebruikte standaarden voor de Europese import.

    RTRS is één van de schema’s die zowel in 2015 als recentelijk ‘FEFAC compliant’ is bevonden, maar die in feite veel verder gaat dan die minimumvereisten. Bij een andere vraag gaan we in op de verschillen in niveau van eisen tussen RTRS en FEFAC criteria.

    De Fédération Européenne des Fabricants d’Aliments Composés (FEFAC) is de brancheorganisatie van de Europese veevoederindustrie. Namens de Nederlandse veevoersector is de brancheorganisatie Nevedi lid van FEFAC. De FEFAC Soy Sourcing Guidelines (FEFAC SSG) zijn vrijwillige richtlijnen (of een professionele aanbeveling) voor veevoerbedrijven om verantwoorde soja in te kopen. De FEFAC SSG zijn voor het eerst gepubliceerd in 2015 en in 2021 herzien. De FEFAC Soy Sourcing Guidelines zijn zelf geen duurzaamheidsstandaard. Er is geen enkele boer ‘FEFAC gecertificeerd’. In plaats daarvan zijn bestaande sojastandaarden langs de ‘meeetlat’ van de FEFAC Guidelines gehouden (in technische termen: ‘gebenchmarked’). Alle sojastandaarden die alle criteria uit de FEFAC SSG bevatten zijn positief gebenchmarked en dus ‘FEFAC SSG compliant’. Er zijn 19 sojastandaarden positief gebenchmarkt tegen de eerste versie van de FEFAC SSG (uit 2015), en op dit moment is de benchmark tegen de nieuwe 2021-SSG bezig.

    In 2019 heeft onderzoeksbureau Profundo een benchmark gedaan van sojastandaarden die aan de FEFAC Soy Sourcing Guidelines (FSSG) 2015 voldeden.

    De FEFAC Soy Sourcing Guidelines zijn in 2021 geupdate, waardoor de vergelijking niet meer volledig actueel is. Wel inventariseerden we op welke punten RTRS verder gaat dan de 2021 criteria van FEFAC

    Ook in de 2021 FSSG is het niet verplicht voor standaarden om legale conversie van natuurlijke graslanden tegen te gaan. In tegenstelling tot de 2015-versie is het nu wel een ‘gewenst criterium’ om conversie na 2020 tegen te gaan.

  • Wat zijn de verschillen in de voorwaarden van de door de veevoersector opgestelde FEFAC Soy Sourcing Guidelines en de Roundtable for Responsable Soy (RTRS)?

    De FSSG 2015 hadden in tegenstelling tot RTRS onvoldoende criteria voor de bescherming van bossen, wetlands en biodiversiteit. Daarbij vroeg de FSSG 2015 om minder controle en verificatie van het naleven van de criteria. RTRS is bijvoorbeeld de enige partij die tijdens de certificering de onafhankelijke keurder verplicht om belanghebbenden erbij te betrekken. Bovendien biedt RTRS de optie om in plaats van certificaten ook fysiek gesegregeerde soja te kopen, zodat duurzame soja niet noodzakelijkerwijs op één hoop belandt met minder verantwoord geproduceerde soja. Dit is lastiger uit te voeren, duurder en bedrijven hebben er tot nu toe nauwelijks voor gekozen.

    Het vergelijken van RTRS (duurzaamheidsstandaard) met FEFAC (richtlijnen & benchmarksysteem) is het vergelijken van appels en peren. Maar als we kijken naar het ambitieniveau in de FEFAC-SSG versus het ambitieniveau van RTRS zien we wel degelijk verschillen. Daarbij is het belangrijk dat er een verschil is tussen de criteria zelf (bijv. mensenrechten, chemicaliën, ontbossing) en de manier van controleren (hoe vaak wordt er gecontroleerd, hoeveel jaar ben je gecertificeerd etc.).

    RTRS gaat verder dan de criteria van FEFAC als het gaat over de volgende onderwerpen:

    • Ontbossing & land-conversie (tussen 2008 en 2016 bescherming van bijna alle biomen en vanaf 2016 bescherming van absoluut alle biomen).
    • Verregaande biodiversiteitsbescherming
    • Monitoren van bodem en waterkwaliteit
    • Beschermen van indigenous peoples
    • Gebruik van gecertificeerde/geregistreerde zaden
    • Gebruik van meststoffen
    • Beschermen van verschillende typen medewerkers (tijdelijke werkers, seizoenswerkers)
    • Het stimuleren van een goede relatie met lokale gemeenschappen
    • Het zorgen voor ‘continue verbetering’ op de belangrijkste duurzaamheidsterreinen (bodem, chemicaliën etc.)
    • Het stimuleren van het bijhouden van een zorgvuldige administratie om zo als bedrijf te leren en beter te worden
    • Het inzetten op integrated pest management

     

    In de oude en nieuwe versie van de FEFAC Guidelines is ‘legal compliance’ voor ontbossing en landconversie (nog steeds) het criterium. Echter, omdat FEFAC wel in zag dat het niet opnemen van landconversie en ontbossing (verder dan ‘legal compliance’) problematisch is in de huidige markt (met name in West-Europa), is er een tool ontwikkeld waarin alle standaarden die land conversie en ontbossing aanpakken te zien zijn. Deze tool is hier te vinden. Let wel dat er veel verschil is tussen de standaarden die land-conversie en ontbossing verbieden, waarbij de zogenaamde ‘cut-off date’ (vanaf wanneer ontbossing/conversie niet meer mag) en de exacte biomen die worden meegenomen verschillen.

    Verschil in controle (verificatie)

    Als we kijken naar de manier van controleren (verificatie) zien we dat de FEFAC SSG verscheidende manieren van controleren toestaat, van interne controle systemen tot certificering door een onafhankelijke certificerende instantie. RTRS kiest voor deze laatste (feitelijk de strengste manier), waarbij individuele boeren bezocht worden door een onafhankelijke controleur. Het is ook belangrijk om op te merken dat RTRS de enige sojastandaard is die ISEAL member is. Dit zegt iets over de uitstekende kwaliteit van het certificeringssysteem. Het is ook belangrijk om aan te geven dat RTRS het enige (FEFAC compliant) sojaschema is dat transparant communiceert over de boeren die gecertificeerd zijn en de bedrijven die de gecertificeerde soja hebben gekocht.

    Zijn RTRS en andere standaarden nu mislukt of overbodig?

    Nee. Robuuste certificeringsstandaarden zoals RTRS spelen een belangrijke rol bij het verduurzamen van de sojaproductie, ze controleren op ontbossing en conversievrije productie, maar ook op andere duurzaamheidsaspecten. Ook binnen verplichte maatregelen hebben ze een rol te spelen.

  • Wat zijn ontbossingsvrije en conversievrije soja?

    Conversievrij duidt op een productiewijze van een bepaald gewas waarvoor geen natuur wordt omgevormd tot landbouwgebied. Voor conversievrije soja is geen bos gekapt, en blijft ook andere vegetatie, zoals wetlands of graslanden, gespaard. Conversievrij gaat dus nog een stapje verder dan ontbossingsvrij.

    We volgen hierin de definitie van het Accountability Framework Initiative:

    Deforestation: The loss of natural forest as a result of:

    • conversion to agriculture or other non-forest land use;
    • conversion to a plantation; or
    • severe or sustained degradation

    Conversion: Change of a natural ecosystem to another land use or profound change in the natural ecosystem’s species composition, structure, or function”

    De productie van soja gaat veelal ten koste van natuurlijke ecosystemen die volgens internationale definities niet of niet volledig als bos worden beschouwd (zoals bijvoorbeeld savannes of wetlands). Voorbeelden zijn de Cerrado in Brazilië en de Gran Chaco in Argentinië, Paraguay en Bolivia. Om deze gebieden te beschermen is het nodig om niet alleen ontbossingsvrije soja na te streven, maar ook conversievrije soja.

  • Zijn duurzaamheidsstandaarden nog nodig als straks de nieuwe EU-wet over ontbossing ingaat?

    Ja. Het is heel goed dat de nieuwe EU-wetgeving tegen ontbossing er komt. Het wetsvoorstel maakt bedrijven verantwoordelijk voor het voldoen aan wet- en regelgeving en het voorkomen van ontbossing in hun waardeketens. De verificatie daarvan moeten bedrijven zelf uitvoeren, volgens zogenaamde due diligence (in goed Nederlands: gepaste zorgvuldigheid) systemen. Importerende bedrijven moeten stap voor stap vastleggen van welke boerderij hun product komt. Europa had tot nu toe nog geen wetgeving tegen ontbossing. Dit is dan ook een grote stap voorwaarts. Het voorstel kent echter ook een belangrijke beperking: andere kwetsbare ecosystemen, zoals graslanden en veenlanden die door landbouwproductie worden bedreigd, worden niet door het wetsvoorstel beschermd. Het wetsvoorstel moet niet alleen de EU-markt van ontbossing ontdoen, maar ook daadwerkelijk natuurgebieden beschermen. Daarom is het belangrijk dat de EU en producenten in andere landen samenwerken om de gehele productie te verduurzamen, zodat ontbossing-gerelateerde producten niet simpelweg aan andere markten verkocht worden.

    Het is helaas een illusie dat deze wet ontbossing en landconversie volledig gaat voorkomen. De wet dekt niet alle handel en niet alle relevante natuurgebieden. Duurzaamheidsstandaarden spelen in controle van verantwoorde productie een belangrijke rol, in de keten naar Europa  maar ok op landschapsniveau. Ze controleren namelijk niet alleen op ontbossing en of aan de wet is voldaan ter plekke, zoals de nieuwe EU-wet gaat eisen, maar op meerdere aspecten van duurzame productie. De beste standaarden eisen niet alleen ontbossingsvrije productie, maar ook bescherming van andere ecosystemen, zoals gras- en veenlanden, en het respecteren van arbeids- en mensenrechten, in het bijzonder de rechten van lokale gemeenschappen. Het nieuwe EU-wetsvoorstel stelt dat er geen ontbossing mag hebben plaatsgevonden na 2020, terwijl de beste sojastandaarden, zoals RTRS en Proterra ontbossing al veel eerder taboe verklaarden.

    In handelsketens waar GMO-vrije soja wordt geëist, wordt al jaren gewerkt met gesegregeerde stromen van duurzame soja. Zo kan de soja van plantage tot bord gevolgd worden. Deze methode wordt nu ook verplicht onder het nieuwe EU-wetsvoorstel. De meest-gebruikte certificeringsopties kunnen hierdoor buiten de boot te vallen:

    •  het “book and claim”-model, waarbij het veevoerbedrijf, het voedselbedrijf of de supermarkt een certificaat van een gecertificeerde boer koopt. De boer krijgt extra geld van de afnemer voor het duurzaam produceren van soja. Er is hierbij geen fysieke connectie tussen de boerderij en de soja die het veevoerbedrijf verwerkt.
    •  Het “mass balance” model, waarbij soja van verschillende boerderijen in de opslag en/of tijdens transport gemixt wordt. Het wordt nauwkeurig bijgehouden hoeveel procent van de mix volgens een standaard is geproduceerd. Doordat de verantwoorde soja met de niet-verantwoorde soja gemixt is, is het niet mogelijk om te stellen dat de duurzame soja waar de afnemer voor betaald, daadwerkelijk door deze afnemer verwerkt wordt. Net als bij het “book and claim”-model krijgt de boer wel zeker een premie voor zijn duurzame productie.

     

    Alhoewel er bij deze modellen niet gesteld kan worden dat de soja die een afnemer verwerkt ontbossingsvrij is, kan de afnemer wel stellen dat hij heeft betaald voor controle van verantwoorde soja op een boerderij. Dit draagt bij aan verantwoorde productie in gebieden waar het risico op conversie van natuurgebieden groot is. Bovendien kunnen deze modellen als tijdelijke opstap dienen voor het opschalen van verantwoorde productie.

    Net als de GMO-vrije ketens biedt RTRS de optie om in plaats van certificaten ook fysiek gesegregeerde soja te kopen, zodat verantwoorde soja niet noodzakelijkerwijs op één hoop belandt met minder verantwoord geproduceerde soja. Dit is lastiger uit te voeren, duurder en bedrijven hebben er tot nu toe nauwelijks voor gekozen. Het is echter wel een gedegen manier om aan de due diligence-verplichtingen in de nieuwe EU-wet te voldoen.

    Standaarden lossen op zichzelf het ontbossingsprobleem niet op, maar hebben wel een belangrijke rol in combinatie met andere aanpakken. Robuuste standaarden kunnen:

    1. Dienst doen als model voor het opstellen van criteria in wetgeving en bedrijfsbeleid, alsmede in monitoring en verificatiesystemen.
    2. Als hulpmiddel gebruikt worden bij het implementeren en monitoren van deze criteria. Ze kunnen data aanleveren en dienen als bewijs voor het produceren van ontbossings- en conversievrije productie.
    3. Zorgen voor een hogere prijs of andere voordelen voor de boer, zodat de boer beloond en gewaardeerd voor de inspanningen om te verduurzamen.

     

    Lees hier meer over IUCN NL’s visie op de rol van certificeringstandaarden bij het verduurzamen van de sojaproductie.

    Zie ook IUCN NL’s visie op de nieuwe EU-wetgeving.

     

     

Biodiversiteit in stand houden

In 2019 publiceerde IUCN NL drie onderzoeken die belangrijke bouwstenen vormen voor onze inzet rond verantwoorde soja. De eerste studie inventariseerde hoeveel bos er in Brazilië, Argentinië en Paraquay legaal kan worden gekapt om plaats te maken voor soja- of veeteelt: dat bleek een areaal van bijna driemaal zo groot als Nederland (110 miljoen hectare). Conclusie: de brede toepassing van kwalitatief goede duurzaamheidsstandaarden is nodig, boven op de wettelijke vereisten ter plekke, om de biodiversiteit in deze landen in stand te houden. Daar pleiten we dan ook voor.

Duurzaamheidsstandaarden langs de meetlat

Bij het bepalen van de kwaliteit van duurzaamheidsstandaarden zijn twee dingen belangrijk: 1) hoe strikt zijn de regels ten aanzien van biodiversiteit, milieu en mensenrechten en 2) hoe goed wordt er gecontroleerd op naleving van die regels. Daarom liet IUCN NL een benchmark-onderzoek uitvoeren naar de meest gebruikte duurzaamheidsstandaarden in de sojaketen voor veevoer. De conclusie: de veevoedersector moet in haar richtlijnen een ambitieuzere norm hanteren om biodiversiteitsverlies tegen te gaan. Ook de transparantie en controle op naleving moeten sterker.

IUCN NL bepleit bij de overheid, supermarkten, veevoerbedrijven en financiële instellingen om de lat hoger te leggen bij beslissingen op het gebied van inkoop, kredietverlening, investering, beleid en wet- en regelgeving. Het toepassen van stevige duurzaamheidsstandaarden moet niet meer vrijblijvend zijn.

Feiten & cijfers

  • In 2019 richtte IUCN NL het Dutch Soy Platform op, en startte samenwerking met gelijksoortige initiatieven in andere Europese landen (European National Soy Initiatives).
  • In 2019 verscheen de eerste European Soy Monitor, een initiatief van IDH, the Sustainable Initiative en IUCN NL. Daaruit bleek dat in 2017 nog maar 13% van de Europese sojaproductie aantoonbaar ontbossingsvrij was.
  • De European Soy Monitor 2021 liet zien dat 40% van de EU27+ soja was gecertificeerd door een FEFAC SSG standaard en 24% gecertificeerd als ontbossings- en conversievrij.
  • In 2019 richtte IUCN NL het Dutch Soy Platform op, en startte samenwerking met gelijksoortige initiatieven in andere Europese landen (European National Soy Initiatives).
  • In 2019 verscheen de eerste European Soy Monitor, een initiatief van IDH, the Sustainable Initiative en IUCN NL. Daaruit bleek dat in 2017 nog maar 13% van de Europese sojaproductie aantoonbaar ontbossingsvrij was.
  • De European Soy Monitor 2021 liet zien dat 40% van de EU27+ soja was gecertificeerd door een FEFAC SSG standaard en 24% gecertificeerd als ontbossings- en conversievrij.

Inzicht in de Europese sojahandel

In 2019 initieerden we samen met IDH de European Soy Monitor. Met dit terugkerende onderzoek wordt geanalyseerd in hoeverre de Europese sojahandel voldoet aan de eigen norm van de Europese veevoederbedrijven (FEFAC) en aan de meer strikte ontbossingsvrije duurzaamheidsstandaarden van onder meer de RTRS, Pro Terra, Donau Soja. De European Soy Monitor 2021 is ontwikkeld in opdracht van zeven organisaties, waaronder IUCN NL, en werd in september 2023 gepubliceerd door IDH.

European Soy Monitor 2021

De European Soy Monitor 2021 laat zien dat er in dat jaar 40% van de soja die in de Europese Unie, Noorwegen, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk wordt geconsumeerd, was gecertificeerd door een standaard die voldoet aan de FEFAC Soy Sourcing Guidelines (FEFAC SSG) en 24% was gecertificeerd als ontbossings- en conversievrij.

Europese ontbossingswet en Europese steun

Standaarden en regels werken het best als er voor bedrijven een gelijk speelveld is, dus als de afgesproken duurzaamheidseisen voor de hele branche of voor meerdere branches gelden. Daarom brengt IUCN NL haar kennis ook op het niveau van de EU in, onder meer voor de ontbossingswet die de EU in 2021 presenteert met als doel om wereldwijde ontbossing tegen te gaan. Wij leverden vijf minimum duurzaamheidscriteria aan voor agro-handelsgewassen die op de Europese markt verhandeld worden, zoals soja en palmolie. Daarnaast pleit IUCN NL voor steun aan producerende landen om hun bosbeheer en duurzame landbouwpraktijken te verbeteren. Niet alleen steun aan overheden, maar vooral ook aan maatschappelijke organisaties en aan verantwoord producerende boeren.

Eiwittransitie

Voor IUCN NL is het ultieme doel dat alle grondstoffen wereldwijd met behoud van biodiversiteit en sociaal verantwoord worden geproduceerd. Niet alleen soja maar ook palm- en andere plantaardige oliën en delfstoffen. Daarbij speelt ook de keuze van de consument als eindpunt in de waardeketen een rol, bijvoorbeeld waar het gaat om de eiwitconsumptie. In de visie van IUCN NL zullen consumenten moeten overstappen van dierlijke naar meer plantaardige eiwitten om de biodiversiteit op aarde te behouden. IUCN NL pleit voor deze eiwittransitie door samen met de Transitiecoalitie Voedsel de Nederlandse overheid en bedrijven aan te zetten plantaardige consumptie te stimuleren.

In maart 2022 deelde de Transitiecoalitie Voedsel een tienpuntenplan met de Nederlandse Tweede Kamer, commissie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Gids voor internationaal ketenbeheer in de eiwittransitie

Een nieuwe balans van 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten draagt bij aan de oplossingen voor klimaatverandering en de biodiversiteitscrisis. Tenminste, als ze verantwoord zijn geproduceerd.

Het is belangrijk om natuur, milieu en sociale risico’s uit te sluiten om een verantwoorde plantaardige keten te vormen. Dit betekent bijvoorbeeld dat bos geen ruimte heeft moeten maken voor plantages en dat arbeidsrechten worden gerespecteerd. Voor biologische voeding is er al strenge controle, maar voor verantwoorde plantaardige ketens vaak nog niet.

IUCN NL heeft daarom een praktische gids voor verantwoorde plantaardige ketens uitgebracht, met ketenanalyses van AidEnvironment. Deze gids helpt bedrijven bij het inschatten en voorkomen van risico’s en bevat minimumeisen waaraan plantaardige eiwitketens moeten voldoen.