Het Global Biodiversity Framework als hoeksteen voor natuurbeleid

Op 7 december begint in Canada de vijftiende biodiversiteitstop van de Verenigde Naties, de COP15. Hier spreken de landen van de wereld af wat er moet gebeuren om de wereldwijde neergang van de biodiversiteit te stoppen. Het doel van de top is om internationale beleid voor biodiversiteit overeen te komen in het zogeheten Global Biodiversity Framework.

Dat is hard nodig, want ondanks de veertien eerdere biodiversiteitstoppen sinds 1992 is de soortenrijkdom dramatisch achteruitgegaan. De eerder gemaakte afspraken zijn onvoldoende nagekomen. Als het zo doorgaat, zullen naar schatting een miljoen dier- en plantensoorten uitsterven, en komt ook de mensheid in de problemen, waarschuwden wetenschappers.

Het Global Biodiversity Framework biedt een nieuwe kans om biodiversiteit te redden. Het concept voorstel van het Global Biodiversity Framework is stevig gefundeerd op wetenschappelijke inzichten. Het bevat de 22 meest urgente actie-targets die nu nodig zijn om biodiversiteitverlies te stoppen tot 2030. Dit is een opstap naar 4 doelen die de 196 verdragspartijen van de VN biodiversiteitsconventie in 2050 moeten behalen om in harmonie met de natuur te leven. De set van acties en doelen samen leiden tot een transformatieve verandering in onze omgang met biodiversiteit. Het is een alomvattend ‘Parijs-akkoord voor de natuur’.

Waarom gaat het nieuwe Global Biodiversity Framework werken als hoeksteen voor natuurbeleid?

  1. De 196 verdragspartijen hebben een  internationaalbeleidskader om nationaal biodiversiteitsbeleid te maken tot 2030 en 2050. Alle partijen worden geacht om een billijke bijdrage te leveren aan de mondiale doelstellingen in het Global Biodiversity Framework.
  2. Het Global Biodiversity Framework haakt in op bestaande mondiale multilaterale milieuafspraken die al momentum hebben, zoals de duurzame ontwikkelingsdoelen van de VN (de SDG’s) en het Parijsakkoord van UNFCCC. Door het maken van de connecties kan het raamwerk rekenen op versterking in de implementatie. Zo wordt de slogan ‘Zonder Montreal geen Parijs’ al veelvoudig in de klimaatdiscussies gehoord.
  3. Er wordt een beroep gedaan op alle lagen van de maatschappij om bij te dragen volgens een ‘whole of society approach’. Dit betekent dat niet alleen overheden, maar ook maatschappelijke organisaties, bedrijven en burgers in actie moeten komen. Dit vergroot het draagvlak en slagkracht van het Global Biodiversity Framework.
  4. Sociaaleconomische factoren worden breed verankerd als oplossing voor behoud, herstel en beheer van biodiversiteit. Zo is er een grote rol weggelegd voor financiering voor natuur, het respecteren van rechten van lokale en inheemse gemeenschappen, en het delen van informatie uit genetische bronnen.
  5. Een monitoringraamwerk stelt verdragspartijen in staat om voortgang te meten op het behalen van de targets en doelen. Periodiek worden alle resultaten geaggregeerd tot mondiaal niveau (‘stocktaking’) om te bepalen of het ambitieniveau moet worden verhoogd (‘ratcheting up’) en of de partijen de afspraken nakomen. De vorige biodiversiteitsdoelen, de Aichi-targets werden niet behaald. Door de nieuwe doelen te monitoren, is de hoop dat dat dit keer wel gaat lukken.

Maar wij zijn er nog niet. Tijdens de eind-onderhandelingen van het Global Biodiversity Framework op de biodiversiteitstop zal een succesvolle uitkomst enkel mogelijk zijn als samenwerking en het sluiten van compromissen centraal staan. Verdragspartijen zullen hun inspanningen opvoeren om een doorbraak op internationaal natuurbeleid te verankeren.

Maxime Eiselin
Senior Expert Nature-based Solutions