Voorop lopen in duurzaamheid is geen luxe maar bittere noodzaak

De tijd van zelfregulering en afwachten is nu echt voorbij. Jarenlang is met steun van de overheid geïnvesteerd in vrijwillige convenanten voor internationaal verantwoord ondernemen en werd gewerkt aan het ontwikkelen van methoden waarmee bedrijven hun internationale voetafdruk konden meten en verminderen. Het uitblijven van wezenlijke vooruitgang toont het falen van deze vormen van zelfregulering. Het is tijd voor bindende wet- en regelgeving, dat concluderen ook vrijwel alle evaluaties van dit beleid. De initiatiefwet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen (IMVO) waarvan de officiële behandeling deze week begint in de Tweede Kamer, biedt kansen voor het internationaal opererende bedrijfsleven om sneller te verduurzamen.

Headerfoto: Ontbossing Madre de Dios, Peru (c) Tom Laffay

De in de initiatiefwet opgenomen verplichte gepaste zorgplicht is van groot belang om ervoor te zorgen dat bedrijven onderzoek doen naar inbreuk op mensenrechten, milieu en klimaat in hun ketens en zij misstanden tegengegaan of voorkomen. De voorgestelde wet volgt daarmee de OESO-richtlijnen die al sinds 2011 geldend zijn, zij het dat die vrijwillig zijn.

In Brussel wordt momenteel ook gewerkt aan IMVO-regelgeving voor de hele Europese Unie. Maar dit proces verloopt traag en of het eindresultaat zal voldoen is nog onzeker. Gezien de versnelling in klimaatverandering en biodiversiteitsverlies is het daarom van belang dat Nederlandse bedrijven door de nieuwe wetgeving nu verplicht worden hun internationale activiteiten op orde brengen. Verdienmodellen met negatieve impact op de bevolking, ongebreidelde uitstoot van broeikasgassen en vernietiging van natuur in het buitenland floreren nog altijd en ontvangen zelfs nog overheidssteun. Voorbeelden van niet-duurzame verdienmodellen met grote negatieve impact zijn handel in fossiele brandstoffen en onverantwoorde mijnbouw.

Tegengaan van niet duurzame handel

Als internationaal georiënteerde handelseconomie heeft Nederland een extra grote opgave om een proportionele bijdrage te leveren aan de internationale klimaat- en biodiversiteitsdoelen. De CBS Monitor Brede Welvaart, de nationale rapportage over voortgang van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDGs) en studies van het Planbureau voor de Leefomgeving tonen al jaren aan dat ons verdienvermogen ook gepaard gaat met verlies van natuur en schending van mensenrechten in het buitenland. De inzet van bedrijven neemt eerder af dan toe: in de Nieuwe Economie Index van MVO Nederland scoorden ze 17,9% op het thema biodiversiteit, waar dat in 2022 nog 18,3% was.

Het besef groeit dat het voortbestaan van verdienmodellen die mensenrechten schaden, klimaatverandering verergeren en biodiversiteitsverlies veroorzaken, de transitie naar een duurzame samenleving onmogelijk maakt. Op termijn zal een niet duurzaam verdienmodel bovendien zelf ook instorten. Maar de bedrijven die vooroplopen in duurzaam ondernemen hebben te maken met een ongelijk speelveld waarin bedrijven met lagere ambities nog altijd worden beloond. Die perverse prikkel zorgt er onder andere voor dat veel bedrijven verontrustend langzaam hun verantwoordelijkheid nemen en uiting geven aan een gevoelde zorgplicht.

Dit signaleren niet alleen maatschappelijke organisaties, maar ook internationale instituten. Internationale autoriteiten als het VN klimaatpanel IPCC en het biodiversiteitspanel IPBES pleiten voor een ‘urgente, transformatieve verandering’ van de economie. Het vormt ook de wetenschappelijke basis van internationale akkoorden, zoals het Parijse Klimaatakkoord en het nieuwe Kunming-Montréal Biodiversiteitsakkoord.

De noodzaak van bindende IMVO-wetgeving

Is Nederland hiermee een voorloper die zichzelf economisch in de vingers snijdt, zoals vaak door tegenstanders wordt betoogd? Zeker niet, andere landen in Europa (Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk en Noorwegen) hebben vergelijkbare conclusies getrokken. Zij wachten de trage Europese beleidsvorming niet af en voeren zelfstandig IMVO wetgeving in. En het gaat hierbij dus niet om radicale vernieuwing, maar om het formaliseren van al lang gangbare internationale richtlijnen die vrijwel alle economische sectoren gewoon al onderschrijven.

En het is ook maar hoe je het wilt bekijken. In plaats van het afzwakken van verantwoorde regelgeving om tijd te kopen, zouden bedrijven met een niet duurzaam verdienmodel juist de vlucht naar voren kunnen kiezen. Al is het maar omdat Nederland zich internationaal verplicht heeft om subsidies en kredieten voor schadelijke activiteiten in de komende zeven jaar af te bouwen of om te buigen naar het stimuleren van duurzame verdienmodellen. Dat zou toch kansen moeten bieden. Want een versnelling is geen luxe, maar bittere noodzaak.

Dit opiniestuk werd ook als brief gedeeld met de vaste Kamercommissie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De volgende organisaties ondertekenden het opiniestuk en de brief: IUCN NL, Naturalis, Natuur & Milieu, Rewilding Europe, Tropenbos International, WWF-NL.

Meer weten?

Cas Besselink
Senior Expert Environmental Justice & Human Resources Manager
Antoinette Sprenger
Senior Expert Environmental Justice